Nicolaas wordt bisschop

 

Terug naar Constantinopel waar we Nicolaas in de kroeg hadden achtergelaten met zijn vrienden uit alle delen van de wereld en vooral de varaeger. Vanwege hun stevige postuur en stoere uiterlijk werden ze door de keizer en andere machthebbers wel tot bodyguards gekozen, waardoor ze grote indruk moeten hebben gemaakt in de stad. Net als later in het westen wilde iedereen wel met hen bevriend raken. En Nicolaas vond het natuurlijk interessant om met hun vaarkunst kennis te maken: hij had daar veel aan bij de tochten met zijn vaders’ graanschepen over de Middellandse Zee, waar het soms behoorlijk kon stormen in herfst en winter. Wie hem zo zag zitten, met zijn glaasje in de hand, misschien wel kaartspelend of dobbelend met zijn vrienden, zou nooit op het idee komen dat hij ooit een beroemde bisschop zou worden – hijzelf vast wel het minst van allemaal.

 

Wat gebeurde er tussen die tijd van varen en uitgaan en die benoeming tot bisschop? We weten dat keizer Constantijn het christendom tot geaccepteerde godsdienst maakte, waarmee de vroegere periode van christenen als tweederangsburgersmet één klap naar de geschiedenis werd verwezen. Van de ene op de andere dag was het juist een aanbeveling om christen te zijn en je kunt begrijpen dat iedereen die hogerop wilde, zich alvast liet dopen. Baat het niet, dan schaadt het niet, moeten de meeste burgers gedacht hebben – zo ook Nicolaas en zijn vrienden. Verderop in het grote rijk, zeg maar ten noorden van de Donau, was nog niemand bekend met het christendom en ook in het westen moest men nog met het bekeren van de heidense Germaanse stammen beginnen. Constantinopel en omgeving liepen duidelijk vóór op de gebeurtenissen, het was een compleet nieuwe situatie waaraan men echt wennen moest.

 

Binnen het oude Romeinse bestuur had men geen eigenlijke kerk gehad: er waren verschillende goden, min of meer overgenomen uit de klassieke Griekse samenleving, die allemaal een speciale functie hadden: één voort gezondheid, één voor de liefde, één voor de oorlog etc. Zij hadden allemaal een tempel waar speciale priesters de nodige plechtigheden verrichten waar je offers kon brengen als je iets van die god nodig had, of als het zijn of haar speciale dag was, maar verder had de godsdienst weinig invloed op het dagelijkse leven. De keizer kon ook als een god vereerd worden – dat was de reden geweest waarom de joden in het jaar 70 uit hun land waren verdreven: zij noemden al die Romeinse goden afgoden waar zij geen goddelijke eer aan wilden betonen, en zeker niet aan het standbeeld van de keizer. Hun tempel werd verwoest als voorbeeld voor andere groepen die dat ook weigerden, waaronder de christenen.

Bij speciale gelegenheden, zoals ook wij gezamenlijke nationale gebeurtenissen herdenken of vieren, speelde in het Romeinse rijk een opperpriester een belangrijke rol om het plechtige karakter te onderstrepen en in moeilijke situaties gaf hij de keizer ook politieke adviezen: ‘vandaag maar niet ten  oorlog trekken, want de voortekenen zijn minder gunstig’ – dat soort dingen. Dat kon die opperpriester zien aan de vlucht van vogels in de lucht of bij het bekijken van hun ingewanden; over de hele wereld, christelijk of niet, maken veel volkeren nog steeds gebruik van dat soort rituelen waarmee men inzicht in de plannen van hogere machten denkt te hebben of te krijgen.

 

Het jodendom en het christendom waren zeker niet de enige afwijkende godsdiensten binnen het Romeinse rijk: via de soldaten die tot in de verste uithoeken gelegerd waren, kwamen eveneens allerlei nieuwe godsdiensten het land binnen die al net zo hun speciale erediensten en gebruiken hadden. De Romeinse overheid was altijd tolerant genoeg geweest om al die vormen toe te laten, zolang zij niet tot opstand tegen de keizer en de regering leidden. Het probleem met christenen en joden was dat zij niet bereid waren een mens, zelfs de keizer niet, als god te eren. Die houding werd als opstand tegen het centrale gezag gezien. Monotheïstische godsdiensten (later ook de islam) kennen maar één god en die is niet van deze wereld. In principe pasten deze godsdiensten dus niet in het Romeinse systeem. Daarom was in het verleden dan ook de joodse tempel verwoest. Sommige joden hadden zich aan de situatie aangepast maar de meeste zwierven vanaf dat moment door de wereld, alle richtingen uit waar ze zoveel mogelijk hun eigen levenswijze en godsdienst probeerden te behouden. Voor echt rechtlijnige christenen was het eigenlijk ook een schande om een mens goddelijke eer te bewijzen maar omdat zij – meer dan de joden – binnen het gewone Romeinse volk leefden, kozen zij eerder voor een meegaande opstelling zodat ze niet teveel opvielen. In Rome kun je de ondergrondse kerkjes nog zien waar de eerste christenen hun bijeenkomsten hielden.

 

Het christendom sprak in het begin vooral vrouwen aan vanwege de principiële gelijkheid van mannen en vrouwen bij de eredienst, die toen nog bestond: in later tijd hebben (mannelijke) schriftgeleerden dat voor die tijd moderne beginsel weer weten weg te werken, maar destijds vormde het voor vrouwen zeker één van de meest aantrekkelijke kanten van het geloof. Daar kwam de (al net zo moderne) leer van troost en vergeving bij – je kunt je voorstellen dat mannen minder geneigd waren om een aanvaller de andere wang te bieden als die hen in het gezicht geslagen had, zoals Jezus gepredikt had. Echte mannen zagen hem als een watje zoals je tegenwoordig zou zeggen en met gelijke rechten voor vrouwen hadden ze al helemaal niets. Stoere mannen en vooral soldaten hielden zich dan ook liever aan de Mithrasdienst waarbij stieren geofferd en heldhaftige eden gezworen werden.

Keizer Constantijn zelf werd alleen maar tot het christendom bekeerd omdat hij op advies van zijn moeder (die wel christen was) nu eens niet de hulp van de Romeinse god Jupiter inriep bij een veldslag, maar de christengod – gewoon om het eens te proberen. Toen hij die slag gewonnen had, was hij man genoeg om diezelfde dag nog christen te worden, natuurlijk tot vreugde van zijn moeder Helena.

 

Om de overgang naar een totaal christelijk rijk zo simpel mogelijk te houden, bepaalden de keizers dat alles zoveel mogelijk bij het oude systeem moest aansluiten, dan zouden er ook de minste protesten en problemen zijn. De opperpriesters werden vervangen door geestelijke leiders die zich oudergewoonte ook met staatszaken mochten bemoeien. Uit deze functie groeide het pausdom; net als twee keizers waren er voortaan ook twee pausen. Daaronder kwamen de aartsbisschoppen en bisschoppen, verdeeld over het rijk, op dezelfde manier als het wereldlijke bestuur: elk bestuursgebied had voortaan ook een geestelijk leider. Tot op dat moment was de paus in Rome ook nog maar gewoon bisschop van Rome geweest, alleen voor het christelijke deel van de bevolking; naast de opperpriester had hij niets te vertellen gehad in het bestuur. Nu werd hij paus, maar ook die functie had daar nog lang niet de betekenis die zij tegenwoordig heeft.

De nieuwe bisschoppen moesten er nu op gaan toezien (bisschop komt van het Griekse episkopos dat toezichthouder betekent) dat iedereen zich keurig aan de regels en wetten hield, daarnaast moesten zij de christelijke doop toedienen, kerkdiensten houden met voorlezen uit de bijbel en andere christelijke geschriften, maar verder waren ze dus ook gewone bestuurders die voor orde en administratie in hun gebied moesten zorgen. Zij stelden pastoors aan die in de parochies, dichter bij de mensen in de buurt (parochie is Grieks voor buurt), de kerkelijke handelingen mochten verrichten, zodat ze zelf meer tijd kregen voor bestuurlijke taken. Dus zo heilig was een bisschop niet in die eerste tijden; dat verklaart dan ook waarom een graanhandelaar als Nicolaas er voor in aanmerking kwam.

 

Net als altijd in de vroegere wereld waren het vooral de aanzienlijken uit de samenleving die de topfuncties kregen – meestal waren zij ook de best opgeleiden omdat de armen al vroeg moesten werken, terwijl de rijken hun zoons (toch weer alleen jongens) konden laten studeren. Daarom heet deze bestuursvorm aristocratie, wat regering door de besten betekent. De pausen benoemden in hun nieuwe functie de volgens hen meest geschikte personen op die nieuwe bisschopszetels in overleg met de keizers, want ook hun vrienden moesten natuurlijk goede baantjes krijgen. De ouders van Nicolaas behoorden tot de rijkste burgers in het gebied en zullen ongetwijfeld hun zoon een goede opleiding gegeven hebben, dus kun je er van uitgaan dat de naam van Nicolaas bovenaan de lijst van kandidaten stond voor de functie van bisschop van Myra, niet ver van Patara waar hij was opgegroeid. Daar zei hij natuurlijk geen nee tegen: bisschop was een goed betaalde baan en het gaf hem een status binnen de nieuwe bestuursstructuur van het rijk.

Myra heet tegenwoordig Demre en ligt niet ver van de badplaats Antalya, Er staat een Sint Nicolaaskerk die de moeite waard is om te bezoeken, net als het museum verderop in Antalya als je er toevallig in de buurt mocht zijn.

 

Wanneer hij precies tot bisschop werd benoemd, is onduidelijk; het enige dat we weten is dat hij als bisschop aanwezig was op het beroemde concilie van Nicea in het jaar 325 – zijn naam en functie staan op de lijst van aanwezigen die bewaard is gebleven. In dat jaar moet hij dus 55 jaar oud geweest zijn als de geboortedatum van 270 klopt, want ook dat is niet zeker. Een concilie is een bijeenkomst van alle kerkelijke bestuurders; ze worden nog steeds gehouden, niet elk jaar maar eens in de zoveel tijd en, omdat er veel besluiten worden genomen die voor alle gelovige katholieken gelden, zijn ze wel belangrijk.

Nicea lag tegenover Constantinopel aan de Bosporus, mooi centraal tussen de hoofdstad waar op dat moment het centrum van de nieuwe christelijke wereld lag en het grote achterland van Klein Azië, het tegenwoordige Turkije. Je kunt alleen hieruit al opmaken dat omstreeks die tijd het gezag van de oude hoofdstad Rome in de praktijk al verdwenen was – de afgevaardigden uit Rome moesten een heel eind reizen om er bij te kunnen zijn. Ook aan de Griekse namen voor deze nieuwe functies in het bestuur valt te zien dat het oosten van het rijk op dat moment de gang van zaken bepaalde. Vanaf die tijd verspreidde het Griekse schrift zich ook verder noordwaarts in het rijk, waardoor de Russen bijvoorbeeld nog steeds Griekse letters gebruiken.

 

Het concilie van Nicea in 325 was zo belangrijk omdat het de eerste grote bijeenkomst was in de pas christelijk geworden westelijke wereld zodat er een groot aantal zaken geregeld moest worden om alles binnen het rijk op één lijn te krijgen. In de tijd dat men zich nog schuil moest houden had het christendom zich door gebrek aan onderling contact overal anders ontwikkeld en waren er verschillen ontstaan in de erediensten en rituelen. Het concilie van Nicea was bedoeld om al die onderlinge verschillen op elkaar af te stemmen en te bespreken wat van al die gewoontes voortaan standaard zou zijn. Ook de geloofsartikelen (waarin geloven christenen en waarin juist niet) moesten door alle bisschoppen samen worden vastgesteld, zodat er geen verwarring zou ontstaan tussen kerken, priesters en bisschoppen onderling. Nicolaas was er in elk geval bij; of hij een belangrijke bijdrage aan de discussies heeft geleverd, weten we helaas niet. In elk geval dient deze presentielijst als bewijs dat Nicolaas echt bestaan heeft en dat hij echt bisschop was van Myra.

 

                                                                                                         * * *